Wetsvoorstel Wibz: wettelijke aanpak niet-integere bedrijfsvoering

Inleiding

Vijf jaar geleden werden de eerste stappen gezet richting het Wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz). In november 2019 kondigde Minister de Jonge aan dat hij met een wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders zou komen. Eerder schreven wij over de maatregelen die De Jonge beoogde om zodoende de bedrijfsvoering van zorg- en jeugdhulpaanbieders te verbeteren en excessieve winstuitkering tegen te gaan. In een aanvullend artikel schreven wij over voorstellen inzake tegenstrijdige belangen en winstuitkering. 

Op 31 oktober 2022 werd het Wetsvoorstel gepubliceerd en ging per ingang van dezelfde datum in consultatie tot en met 1 december 2022. Naar aanleiding van de consultatie is het wetsvoorstel op onderdelen gewijzigd. In ons vorige artikel werd ook kort de inhoud van het wetsvoorstel weergegeven. Op 12 maart 2024 werd de aangepaste ontwerpregeling en toelichting aanhangig gemaakt bij de Raad van State. Momenteel ligt het wetsvoorstel nog bij de Raad van State.

Naar aanleiding van de internetconsultatie, de diverse uitvoeringstoetsen en de adviezen van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) is het wetsvoorstel op onderdelen gewijzigd. Dit artikel voorziet in een update met betrekking tot de huidige status van de Wibz ten opzichte van het vorige wetsvoorstel.

Aanscherping intern en extern toezicht

Het wetsvoorstel heeft een tweeledig doel. Ten eerste moet het de integere bedrijfsvoering van zorgaanbieders borgen door aanscherping van de publiekrechtelijke randvoorwaarden aan de bedrijfsvoering. Het tweede doel is om externe toezichthouders (de IGJ en NZa) te voorzien van extra handvatten om zorgaanbieders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor een integere bedrijfsvoering. Bij twijfels over tegenstrijdige belangen of excessieve winstuitkering door zorgorganisaties moet het externe toezicht in de toekomst sneller kunnen optreden. Ook wil de regering bestuurders die met de verkeerde intenties aan de slag willen, binnen de zorg kunnen weren.

Ook in de Governancecode Zorg 2022 (“de Code”) wordt getracht om de integere bedrijfsvoering van zorgaanbieders te waarborgen, maar dit is een veldnorm die niet door iedereen wordt gevolgd. De minister acht de Code dan ook onvoldoende om de publieke belangen van betaalbare zorg en de doelmatige besteding van zorggeld te beschermen. Daarom is de Wibz volgens de minister noodzakelijk.

Inhoud wetsvoorstel

Interessante onderdelen uit het aangekondigde wetsvoorstel:

  1. Introductie van publiekrechtelijke regels voor de omgang met tegenstrijdige belangen en een norm ter waarborging van de normale marktvoorwaarden bij bepaalde transacties.
  2. Het winstuitkeringsverbod blijft bestaan en blijft gelden voor hoofdaannemers van intramurale Zvw-zorg en Wlz-zorg.
  3. De Wibz zal het mogelijk maken om voorwaarden te stellen aan winstuitkering voor onderaannemers.
  4. Het verbinden van extra weigerings- en intrekkingsgronden aan een toelatingsvergunning zodat aanbieders én personen met verkeerde intenties of die eerder de fout in zijn gegaan beter kunnen worden geweerd.
  5. De vereiste toestemming voor vervreemding van vastgoed wordt geschrapt, omdat er randvoorwaarden aan de integriteit van de bedrijfsvoering worden gesteld en hierop toezicht wordt gehouden.

Voor wie?

Het wetsvoorstel geldt voor alle aanbieders die Zvw-zorg en Wlz-zorg leveren. De bepalingen ten aanzien van tegenstrijdige belangen en winstuitkeringen zijn ook van toepassing op aanbieders van Jeugdhulp en gecertificeerde instellingen.

Internetconsultatie

De internetconsultatie liep van 31 oktober tot en met 1 december 2022. Uiteindelijk zijn er 20 reacties ingediend. De partijen die een reacties hebben ingediend waren advocatenkantoren, de VNG en verschillende branche- en beroepsverenigingen.  De reacties zagen voornamelijk op de volgende onderwerpen:  

1. Tegenstrijdigbelang-regeling

  • De regeldruk met name voor kleinere zorg- en jeugdhulpaanbieders. De voorgestelde normen ter voorkoming van tegenstrijdige belangen gaan gepaard met administratieve lasten voor zorg- en jeugdhulpaanbieders voor zover die zich in de situatie bevinden waarbij een bestuurder of interne toezichthouder binnen de organisatie een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met de algemene norm voor bedrijfsvoering van zorg- en jeugdhulpaanbieders;
  • De noodzaak en de effectiviteit van de tegenstrijdigbelangregeling;
  • De regeling gaat niet uit van vertrouwen;
  • De verhouding met de Governancecode Zorg 2022 is onduidelijk.

2. Voorwaarden aan winstuitkering

  • Rechtsonzekerheid als gevolg van het voorstel om op een later moment bij lagere regelgeving (AMvB’s) te kunnen bepalen welke voorwaarden aan winstuitkering kunnen worden gesteld;
  • Deze flexibiliteit en rechtsonzekerheid wordt onwenselijk geacht, mede gezien de impact van dergelijke besluitvorming voor de bedrijfsvoering en de mogelijke afname van investeringsbereidheid in de zorg en jeugdhulp.

3. Varia

  • De proportionaliteit van het wetsvoorstel;
  • De titel van de wet;
  • Mogelijke extra administratieve lastendruk als gevolg van de extra intrekkings- en weigeringsgronden bij de vergunningen;
  • Samenloop met andere wetgeving;
  • De rechtsbescherming;
  • Duiding van de juridische begrippen “betekenisvolle transacties” en “winstuitkeringen”.

Wijzigingen

Het wetsvoorstel is op de volgende twee onderdelen inhoudelijk gewijzigd:

1. Tegenstrijdigbelang-regeling
De tegenstrijdigbelangregeling is vervangen door een (open) norm voor integere bedrijfsvoering. Met deze norm en de aansluiting bij de reeds bestaande governancecodes en gedragscodes voor bestuurders heeft de wetgever geprobeerd een goede balans te zoeken tussen het introduceren van een nieuwe publiekrechtelijke norm waarop de NZa toezicht kan houden en zo nodig handhaven en de gerechtvaardigde belangen van welwillende zorg- of jeugdhulpaanbieders die via zelfregulering een integere bedrijfsvoering voeren.

Bij of krachtens AMvB kunnen nadere eisen worden gesteld aan de integere bedrijfsvoering van zorg- of jeugdhulpaanbieders. Beoogd wordt om van deze mogelijkheid alleen gebruik te maken als in de praktijk blijkt dat de open norm voor integere bedrijfsvoering onvoldoende duidelijk is en nadere uitwerking in bijvoorbeeld een governancecodes onvoldoende is.

2. Basisvoorwaarden aan het doen van winstuitkering

Voor sommige vormen van zorg onder de Wlz en Zvw geldt een winstuitkeringsverbod. Voor alle andere vormen van zorg en jeugdhulp is winstuitkering toegestaan. Onder het wetsvoorstel kunnen bij AMvB voorwaarden aan deze winstuitkering worden gesteld om risico’s te beperken. De voorwaarden kunnen verschillen per vorm van zorg of jeugdhulp of per categorie van aanbieders. De te introduceren voorwaarden kunnen bijvoorbeeld zien op de financiële gezondheid, de kwaliteit van de zorg of jeugdhulp, de betrokkenheid van de interne toezichthouder van de zorg- of jeugdhulpaanbieder en de termijn waarbinnen winst mag worden uitgekeerd.

Om (deels) tegemoet te komen aan de kritiek ten aanzien van de rechtsonzekerheid is gekozen om gelijktijdig met het wetsvoorstel een algemene maatregel van bestuur uit te werken met een beperkt aantal basisvoorwaarden voor winstuitkering. Aangezien voor de jeugdhulp geen winstuitkeringsverbod geldt, betekent dit voor jeugdhulpaanbieders dat de basisvoorwaarden zullen gelden voor alle sectoren binnen de jeugdhulp. Dit in tegenstelling tot het internetconsultatievoorstel waarbij de voorwaarden alleen zouden gelden voor winstuitkering door specifiek aangewezen categorieën van zorg- en jeugdhulpaanbieders. Het gaat hier om basisvoorwaarden die samenhangen met de kwaliteit van de geleverde zorg, de rechtmatigheid van declaraties, de continuïteit van de zorgaanbieder en het voeren van een zorgvuldige en integere bedrijfsvoering. Hiermee wordt een deel van de reguleringsonzekerheid weggenomen. Wel wordt de mogelijkheid behouden om later, in aanvulling op deze basisvoorwaarden extra, specifieke voorwaarden aan zorgsectoren te kunnen stellen indien er risico’s zichtbaar worden in een bepaalde sector. Deze aanvullende voorwaarden zijn (sector) specifiek en kunnen pas uitgewerkt worden als hiertoe aanleiding is. In voorkomende gevallen zullen deze aanvullende voorwaarden bij of krachten AMvB worden vastgelegd.

Conclusie

Het streven bij aanvang van het wetsvoorstel was om de Wibz op 1 januari 2025 in werking te laten treden. Het lijkt niet waarschijnlijk dat dit doel zal worden gehaald. In de tussentijd zullen we nog moeten wachten op advies van de Raad van State voordat het aangepaste wetvoorstel naar de Tweede Kamer gaat.

Comments are closed.