De maatregel voor de verpleeghuizen: bekendmaking vraagt meer dan een persconferentie!

Op donderdag 20 maart jl. maakte minister De Jonge van VWS bekend dat alle verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen in de ouderenzorg worden gesloten voor bezoek en voor alle anderen die niet noodzakelijk zijn voor de basiszorg. Over deze nieuwste maatregel om de Corona-crisis te lijf te gaan, stuurde hij een brief naar de Tweede Kamer en gaf hij een persconferentie.

Communicatie over Corona-maatregelen schiet tekort

Opmerkelijk is dat in de brief noch op de persconferentie enige verwijzing is gegeven naar de juridische grondslag van deze maatregel en de wijze waarop die wordt geïmplementeerd.

Het lag voor de hand dat hiervoor hetzelfde spoor werd gevolgd als bij de eerdere maatregelen waarmee grote evenementen zijn verboden en horeca- sport- en andere vrijetijdsinrichtingen zijn gesloten. Die systematiek hebben wij beschreven in een eerder blogbericht. Kort samengevat: de minister geeft op grond van artikel 7 Wet publieke gezondheid opdracht aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s om de maatregelen waartoe het kabinet heeft besloten door gebruik van hun openbare-ordebevoegdheden te effectueren. De opdracht die minister Bruins hiertoe gaf, is te vinden in zijn brief aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s.

Onbenoemd laten van de juridische grondslag

Hoewel dus te verwachten was dat dit spoor opnieuw gevolgd zou worden, verbazen wij ons over het onbenoemd laten van de juridische grondslag van de maatregel. Dat is overigens niet de eerste keer. Ook bij de eerdere maatregelen (verbod op grote evenementen en sluiting van horeca-, sport- en andere vrijetijdsinrichtingen) ontbrak de vermelding van die grondslag. De grondslag van die maatregelen bleek – zoals hiervoor al aan de orde kwam – uit de brief van minister Bruins aan de voorzitters van de Veiligheidsregio’s. Maar van een publieke bekendmaking daarvan was geen sprake. De brief kwam pas als bijlage bij een van de daarop gevolgde noodverordeningen naar buiten.

Inmiddels zijn in de Tweede Kamer kritische vragen gesteld aan de minister over het onvermeld laten van de juridische grondslag van die eerdere maatregelen.

Wij sluiten ons bij die kritiek aan. De Corona-maatregelen van het kabinet zijn zeer ingrijpend. Het gaat om forse beperkingen in de vrijheden van burgers en bedrijven. De maatregel voor de verpleeghuizen treft kwetsbare ouderen en hun naasten diep, wat de minister overigens ook volledig onderkent. Het mag dan toch wel als een minimale eis van rechtszekerheid en behoorlijke overheidscommunicatie worden beschouwd dat de minister genoegzaam bekend maakt:

  • van welke bevoegdheid hij gebruik maakt;
  • hoe zijn maatregel precies luidt;
  • voor zover de maatregel om nadere besluiten vraagt: wie die wanneer en op grond van welke bevoegdheid moet nemen;
  • wie bevoegd is tot handhaving van de maatregel.

Wij roepen het kabinet hierbij op bij alle Corona-maatregelen aan deze minimale vereisten te voldoen.

De maatregel voor de verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen in de ouderenzorg

Gelukkig hebben wij inmiddels kunnen achterhalen hoe de maatregel voor de verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen in de ouderenzorg is vormgegeven. Het stramien blijkt inderdaad hetzelfde als bij de eerdere aanwijzing. Wij gaan hierna kort op de maatregel in.

Bij brief van 20 maart jl. heeft de minister aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s de ‘Aanwijzing verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen’ gegeven op grond van zijn bevoegdheid ex artikel 7 Wet publieke gezondheid. De minister verwijst in die brief naar een besluit van de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing van 19 maart 2020, in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de voorzitters veiligheidsregio’s. Besloten is:

“dat vanaf 20 maart 2020 tot en met 6 april 2020 alle verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen in de ouderenzorg preventief worden gesloten voor bezoek en voor alle anderen die niet noodzakelijk zijn voor de basiszorg. In de stervensfase of vergelijkbare omstandigheden kan een instelling incidenteel afwijken van deze maatregel. Ook voor structurele vrijwilligers is een uitzondering mogelijk.”

De minister stelt er rekening mee te houden dat de maatregel na 6 april verlengd zal worden.

De opdracht die de minister aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s geeft, luidt:

“Op basis van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid en met inachtneming van artikel 39, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s, geef ik u daarom opdracht om uw bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid in te zetten als verpleeghuizen of kleinschalige woonvormen, ondanks nadrukkelijke inspanningen van hun kant, problemen ervaren met het weigeren van bezoekers of derden die de locatie proberen binnen te komen.”

Een opvallend verschil met de aanwijzing voor de evenementen en sluiting van inrichtingen is dat die eerdere aanwijzing er zonder meer vanuit lijkt te gaan dat de voorzitters van de veiligheidsregio’s hun openbare-ordebevoegdheden inzetten om de maatregel te effectueren. In de hier geciteerde aanwijzing is de minister daar terughoudender in: de voorzitter van de veiligheidsregio hoeft pas van zijn openbare-ordebevoegdheden gebruik te maken als de verpleeghuizen of kleinschalige woonvormen “problemen ervaren met het weigeren van bezoekers of derden die de locatie proberen binnen te komen”.

Deze maatregel vereist naar ons idee in eerste instantie dan ook geen noodverordening. De handhaving ervan ligt primair bij de verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen op privaatrechtelijke grondslag. Als de maatregel overal zonder problemen kan worden uitgevoerd, zijn openbare-ordemaatregelen niet nodig. Als in incidentele gevallen problemen ontstaan, ligt het voor de hand dat de voorzitter van de veiligheidsregio op die incidenten toegesneden bevelen geeft. Dat zou bijvoorbeeld – afhankelijk van de omstandigheden – een bevel ex artikel 172 lid 3 Gemeentewet, artikel 174 lid 2 Gemeentewet of artikel 175 Gemeentewet kunnen zijn. Dergelijke bevelen zijn uiteraard ook denkbaar om tegen niet-meewerkende verpleeghuizen in te zetten.

Als gegronde vrees bestaat dat de maatregel op grote schaal tot problemen bij het weigeren van bezoekers aanleiding geeft, kan eventueel een noodverordening worden vastgesteld. Wij wachten af of deze visie door de voorzitters van de veiligheidsregio’s wordt gevolgd of dat zij de maatregel toch zullen omzetten in een algemeen afdwingbaar verbod in de vorm van een noodverordening. De formulering van de ministeriële aanwijzing dwingt daar vooralsnog in ieder geval niet toe.

Slot

Dit blog is het zevende blogbericht in de reeks van Kennedy Van der Laan over publiekrechtelijke vraagstukken rondom de Corona-crisis. Zie ook: ‘Wat kunnen de gemeente en de veiligheidsregio doen om de Corona-crisis beteugelen?’‘De Corona-crisis als noodtoestand?’‘Het voorkomen van lege schappen in tijden van de Corona-crisis: de Hamsterwet’‘Juridische basis Corona-maatregelen voor horeca en evenementen’‘De Corona-crisis: hoe werkt een “Lockdown”?’ en ‘Het vorderen van mondkapjes’’.

Heeft u vragen over dit artikel? Aarzel dan niet om contact op te nemen met Jan van der Grinten en Jutta Wijmans.

Comments are closed.