Welke arts bepaalt of een werknemer arbeids(on)geschikt is?

Het komt regelmatig voor dat een werkgever tegenstrijdige adviezen ontvangt over de arbeidsgeschiktheid van een werknemer. Adviezen van de bedrijfsarts, huisarts en verzekeringsarts kunnen tegenstrijdig zijn als het gaat om de vraag of de werknemer geschikt is voor zijn eigen werk. Is er een rangorde tussen deze tegenstrijdige adviezen? Welk advies is doorslaggevend en waarom? Dit is van belang om te weten omdat bij arbeidsongeschiktheid (wettelijke) re-integratieverplichtingen gelden. Als daar niet op een juiste manier opvolging aan wordt gegeven kan een loonsanctie volgen.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover recent geoordeeld (1 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3017). Werknemer heeft zich op 11 oktober 2016 ziekgemeld. De arbo-arts adviseert dat werknemer spanningsklachten heeft (niet medisch) maar geschikt is voor het eigen werk (arbeidsgeschikt). Werknemer is het daar niet mee eens en vraagt een deskundigenoordeel aan. De verzekeringsarts van het UWV oordeelt dat werknemer niet geschikt is voor het eigen werk (arbeidsongeschikt). De verzekeringsarts heeft het patiëntendossier van de huisarts daarbij betrokken waarin onder meer is opgenomen dat werknemer vanaf 29 september 2016 behandeld wordt in verband met klachten van overspannenheid / burn-out, ook is Oxazepam en Quetiapine voorgeschreven. Daarnaast volgt uit notities van de huisarts dat het niet goed gaat op werk en dat werknemer niet kan werken vanwege verschillende symptomen (o.a. somber, slecht slapen, hoofdpijn, nekpijn, onrust).

Partijen verschillen van mening over de vraag of werknemer in de periode van 11 oktober 2016 tot en met 30 november 2016 (einde dienstverband vanwege einde van rechtswege) arbeidsongeschikt was. Werkgever stelt van niet en verwijst met name naar advies arbo-arts. Werknemer stelt dat hij wel arbeidsongeschikt was en vordert loon over de periode van 11 oktober 2016 tot en met 30 november 2016.

Werknemer wordt door de kantonrechter in het gelijk gesteld, werkgever gaat in hoger beroep. Het hof merkt op dat werknemer niet is gezien door een bedrijfsarts (een gespecialiseerd arts) maar door een arbo-arts (een basis arts) en dat de arbo-arts geen contact heeft opgenomen met de huisarts. De verzekeringsarts heeft wel contact opgenomen met de huisarts en heeft het patiëntendossier betrokken bij zijn oordeel. Dit alles maakt dat het hof meer gewicht toekent aan het rapport van de verzekeringsarts van het UWV dan aan dat van de arbo-arts.

Conclusie

Deze uitspraak van het hof bevestigt de bestaande lijn in de rechtspraak. Om te toetsen welk advies doorslaggevend is, is van belang hoe zorgvuldig en deskundig een advies tot stand is gekomen. Onder andere moet getoetst worden of alle betrokken partijen voldoende zijn gehoord en gezien en welke (medische) informatie ten grondslag ligt aan het advies. Er geldt echter geen verplichte rangorde.

Wetsvoorstel

Minister Koolmees heeft op 1 oktober 2020 een wetsvoorstel ingediend waarin is opgenomen dat het oordeel van de bedrijfsarts leidend gaat zijn bij de zogenaamde ‘RIV-toets’ na 104 weken arbeidsongeschiktheid. Op dit moment toetst het UWV zelfstandig, door een eigen verzekeringsarts, de belastbaarheid van werknemer. Het komt regelmatig voor dat de oordelen van de verzekeringsarts en de bedrijfsarts (opgevolgd door werkgever) ook dan tegenstrijdig zijn met als gevolg een loonsanctie voor werkgever. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat werkgever geen loonsanctie meer kan krijgen voor het opvolgen van het advies van de bedrijfsarts. De mogelijkheid om tijdens het re-integratietraject een deskundigenoordeel aan te vragen blijft wel bestaan. De wet zou in werking treden per 1 september 2021 echter gelet op het demissionaire kabinet zal die datum waarschijnlijk opschuiven.

Meer weten? Neem dan contact op met arbeidsrecht advocaat Joëlle Boulet.

Comments are closed.