Wet franchise ingediend bij de Tweede Kamer

Sinds 2018 bestaat het voornemen om franchise-specifieke regels op te nemen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek: de Wet franchise. Lees hieronder wat er in het wetsvoorstel (‘de Wet franchise’) staat.

Wat ging eraan vooraf?

Na een mislukte poging om de Nederlandse Franchise Code (zelfregulering) in de wet te verankeren, werd in december 2018 een voorontwerp van de Wet franchise gepubliceerd. In januari 2019 volgde een internetconsultatie. Een groot aantal franchisegevers, franchisenemers, advocatenkantoren, franchiseverenigingen en multinationals brachten reacties in. In december 2019 bracht de Raad van State advies uit over een aangepaste versie van het wetsvoorstel. De Raad van State adviseerde overwegend positief en beaamde dat de regeling over

  • precontractuele informatie-uitwisseling,
  • tussentijdse wijziging van lopende franchiseovereenkomst,
  • beëindiging van de franchiseovereenkomst, en
  • het overleg tussen partijen

belangrijk zijn voor evenwichtige verhoudingen tussen partijen in franchise. Het voorontwerp werd daarop aangepast en aan de Tweede Kamer aangeboden. Het advies van de Raad van State is niet op alle punten opgevolgd. Wijzigingen zijn doorgevoerd ten aanzien van precontractuele informatieverplichtingen, de goodwill bepaling en het instemmingsvereiste. Daarnaast is een aantal nieuwe bepalingen opgenomen. Hieronder lees je meer over de wijzigingen en nieuwe bepalingen in het wetsvoorstel.

Inhoud van de Wet franchise

•Dwingend recht
Er kan niet ten nadele van de franchisenemers worden afgeweken van het bepaalde in de Wet franchise.

•‘Goed Franchisegever’ en ‘Goed Franchisenemer’
De franchisegever en de franchisenemer moeten zich gedragen als ‘goed franchisegever’ en ‘goed franchisenemer’. Wat precies van beide partijen wordt geëist, hangt af van verschillende factoren, zoals van het type franchiseformule, de branche en de grootte van de franchiseketen.

•Precontractuele informatieverplichtingen
De franchisegever en franchisenemer moeten elkaar vier weken voor het sluiten van de informeren over hun financiële positie. Daarnaast moet de franchisegever alle informatie die voor de franchisenemer redelijkerwijs van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst, waaronder de franchiseovereenkomst zelf, informatie over de door de franchisenemer te betalen financiële bijdragen en investeringen, de wijze waarop en de frequentie waarin overleg plaatsvindt en financiële gegevens met betrekking tot te exploiteren franchise locatie. Dit omhelst geen verplichting tot het verstrekken van een omzetprognose.

•Onderzoeksplicht franchisenemer
De franchisenemer moet binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid de nodige maatregelen treffen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst. Dat betekent bijvoorbeeld dat de franchisenemer de ontvangen informatie van de franchisegever deugdelijk moet bestuderen, en tijdig eventuele deskundige bijstand moet inschakelen.

•Informatieverplichtingen tijdens de duur van de overeenkomst
De franchisegever moet tijdens de duur van de franchiseovereenkomst tijdig informatie verstrekken over bijvoorbeeld voorgenomen wijzigingen in de franchiseovereenkomst, de door hem van franchisenemer verlangde investeringen, enzovoort. De informatie moet worden verstrekt op een manier waardoor ook raadpleging van de informatie ongewijzigd op een later tijdstip mogelijk is. Daarnaast moet er ten minste één keer per jaar overleg plaatsvinden tussen de partijen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden bepaald over de aard, inhoud en wijze van verstrekking van de informatieverplichtingen.

•Afkoelingsperiode
De franchisegever verstrekt de informatie (zie informatieverplichtingen) ten minste vier weken voor het sluiten van de overeenkomst. Binnen de termijn van vier weken mag de franchisegever geen franchiseovereenkomst met de aspirant-franchisenemer sluiten, mag de franchisegever het ontwerp van de franchiseovereenkomst niet wijzigen en de franchisenemer geen investeringen- en betalingen laten verrichten.

•Bijstand en commerciële ondersteuning
De franchisegever moet de franchisenemer bijstand en commerciële en technische ondersteuning verlenen die redelijkerwijs mogen worden verwacht in relatie tot de aard en de strekking van de franchiseformule.

•Goodwill
In de franchiseovereenkomst moet worden bepaald of er goodwill aanwezig is in de onderneming van de franchisenemer en indien dat het geval is, welke omvang deze goodwill heeft en in welke mate deze aan de franchisegever is toe te rekenen. Indien de franchisegever bij beëindiging van de franchiseovereenkomst de betreffende franchiseonderneming overneemt om deze zelfstandig voort te zetten of over te dragen aan een derde met die de franchisegever een nieuwe franchiseovereenkomst sluit, moet ook uit de franchiseovereenkomst blijken op welke wijze de goodwill die redelijkerwijs is toe te rekenen wordt bij beëindiging vergoed.

•Non-concurrentiebeding
Een non-concurrentiebeding is slechts geldig aks deze schriftelijk is vastgelegd, onmisbaar is om de overgedragen knowhow van de franchiseformule te beschermen, beperkt is tot één jaar na het einde van de franchiseovereenkomst en waarvan de geografische reikwijdte niet ruimer is dan het gebied waarbinnen de franchisenemer de franchiseformule op grond van de franchiseovereenkomst heeft geëxploiteerd.

•Overleg en instemmingsvereiste
Voor het doorvoeren van wijzigingen in de franchiseformule heeft de franchisegever voorafgaande instemming nodig van een meerderheid van de franchisenemers, of van elk van de franchisenemers die door de wijziging geraakt worden. Dit instemmingsvereiste geldt als:
– de franchisegever in verband met de voorgenomen wijzigingen investeringen van de franchisenemer verlangt.
– de wijziging een verplichting inhoudt tot vergoeding, opslag of een andere financiële bijdrage die ten nadele komt van de franchisenemer, of als
– de franchisegever van de franchisenemer verlangt andersoortige kosten voor zijn rekening te nemen of indien te redelijkerwijs te verwachten is dat de voorgenomen wijziging leidt tot een derving van de omzet van de franchiseonderneming van de franchisenemer.

In de franchiseovereenkomst kan een drempelwaarde worden opgenomen, waarmee in kan worden voorkomen dat voorafgaande instemming vereist is. De drempel mag niet te hoog liggen.

Wat is er veranderd ten opzichte van het voorontwerp?

In het aangepaste wetsvoorstel is relatief veel gewijzigd. Het kabinet heeft geprobeerd om een aantal bepalingen in het wetsvoorstel te verduidelijken. De informatieplicht omvat uitdrukkelijk geen verplichting tot het verstrekken van prognoses. De vergoeding van goodwill is beperkt tot de situatie waarin de franchisegever de franchisenemer’s onderneming koopt.

Het instemmingsvereiste behelst slechts een gewone meerderheid en geldt alleen als er directe impact op de franchisenemers is. De franchisegever heeft een keuze, hij kan ook alleen de franchisenemers die getroffen worden om toestemming vragen. Hoewel dit goed nieuws lijkt voor de franchisegever, blijven er veel open normen in de wet staan, terwijl de Wet franchise in zijn geheel van dwingend recht is. Het een verhoudt zich niet goed met het ander. Als niet van regels mag worden afgeweken, moeten ze wel duidelijk zijn. De onderzoeksplicht van de franchisenemer is in het wetsvoorstel uitgewerkt, maar het veelvuldig gebruik van ‘redelijkheid en billijkheid’ maakt ook deze bepaling er niet duidelijker op. Meest belangrijk is dat de zorgen over de innovatie- en slagkracht van franchisenetwerken door de aanpassingen aan de bepalingen over instemming en goodwill onvoldoende is weggenomen. In de strijd om de gunsten van de consument, hebben franchisenetwerken veelal filiaalbedrijven en platforms tegenover zich, die veel sneller en met lagere kosten koers kunnen wijzigen.

Overgangsregeling en inwerkintreding

Voor franchiseovereenkomsten die al zijn gesloten voor de inwerkingtreding van de Wet franchise geldt voor een aantal artikelen, namelijk die over goodwill en het instemmingsvereiste, een overgangsperiode van twee jaar. Het is in deze fase van het wetgevingsproces overigens nog niet duidelijk in welke vorm en wanneer de Wet franchise in werking zal treden. De Wet franchise is ingediend bij de Tweede Kamer en is nu onderworpen aan een volledige parlementaire behandeling.

Zie ook onze vorige artikelen waarin wij op hoofdlijnen het voorgenomen wetsvoorstel van de Franchisewet toelichten.

Neem voor meer informatie contact op met Martine de Koning, partner en hoofd van de sectie Commercial & International Trade en partner EU en Nederlands Mededingingsrecht.

Comments are closed.