Tweespalt over de juiste middelen voor euthanasie

Euthanasie, letterlijk ‘een goede dood’, is vaak niet alleen voor de patiënt, maar ook voor de betrokken arts en apotheker, een ingrijpende gebeurtenis. Voor de uitvoering van euthanasie moeten de juiste middelen worden gebruikt, die een milde, zachte en snelle dood bewerkstelligen, zonder dat de patiënt onnodig lijdt.

In een uitzending van Een Vandaag werd onlangs kritiek geuit op de richtlijn ‘Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding’, die is opgesteld door de KNMP en de KNMG (2012). De richtlijn schrijft voor dat een dag voor de geplande euthanasie een infuusnaald moet worden ingebracht en voor het levensbeëindigend handelen uit van een drietrapsprocedure. De volgende farmaceutische middelen moeten volgens de huidige richtlijn achtereenvolgens worden toegediend:

  1. Lidocaïne (pijnstillend middel)
  2. Thiopental (slaapmiddel)
  3. Rocuronium (spierverslappend middel)

”Humaan, mild en efficiënt”

De Belgische oncoloog en hoogleraar palliatieve zorg Wim Distelmans bracht in de uitzending van Een Vandaag naar voren dat deze methode onnodig pijn zou veroorzaken en foutgevoelig is omdat artsen zich kunnen vergissen in de volgorde van de middelen en zo bijvoorbeeld de patiënt kunnen “verstikken” voordat deze in een comateuze toestand is gebracht. Hij pleit voor uitvoering van euthanasie door slechts een euthanaticum, het coma-inducerende middel thiopental. Hij noemt deze methode “zeer humaan, mild en efficiënt”. De patiënt zou binnen enkele seconden in slaap vallen en binnen vijf minuten rustig overlijden. Oud-internist Jan van der Meulen is dezelfde mening toegedaan.

Gevraagd naar de foutgevoeligheid van de drietrapsprocedure liet de voorzitter van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE), Jacob Kohnstamm, weten dat er enkele jaren geleden inderdaad een keer een arts is geweest die de middelen in de verkeerde volgorde had toegediend. Jaarlijks worden in Nederland circa 6.000 gevallen van euthanasie gemeld bij de RTE.

Richtlijn

Euthanasie moet ‘medisch zorgvuldig’ worden uitgevoerd. De wet die euthanasie reguleert, de ‘Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding’, schrijft niet voor welke middelen de arts daarvoor moet gebruiken: het is aan de arts, al dan niet in samenspraak met de apotheker, de middelen en de methode te bepalen. Dat betekent dat de arts niet per se de medicatie die de KNMG/KNMP-richtlijn voorschrijft, hoeft te gebruiken. Het gaat erom dat de arts medisch zorgvuldig handelt en dat kan in een individueel geval betekenen dat ook – of juist – een andere methode moet worden gevolgd dan wel andere middelen moeten worden gebruikt dan de richtlijn voorstaat.

De richtlijn wordt door de KNMG en de KNMP periodiek herzien, zodat deze actueel blijft. De richtlijn wordt momenteel herzien. De commissie staat onder voorzitterschap van dr. L. Wigersma en bestaat verder uit twee ziekenhuisapothekers, twee openbare apothekers, een anesthesioloog-intensivist, een internist-intensivist en twee huisartsen. Naar verwachting zal de herziende versie van de richtlijn zomer 2019 gereed zijn.

Auteur:

Esther Pans

Contact:

Vragen over dit onderwerp? Neem contact op met Eline Lam.

Comments are closed.