Onderzoeksrapport: De opkomst van bedrijfsketens in de huisartsenzorg

Aanleiding

Op 4 maart 2024 heeft de Minister van VWS een rapport van de IGJ en de NZa aangeboden aan de Tweede Kamer over de opkomst van bedrijfsketens in de huisartsenzorg. Met bedrijfsketens wordt bedoeld een huisartsenorganisatie die over meerdere praktijk beschikt of intensieve samenwerkingen aangaat met meerdere partijen. De verdiepende analyse ten behoeve van het onderzoek is uitgevoerd bij zes bedrijfsketens.

De NZa en de IGJ bespreken in het rapport de kansen en risico’s van deze bedrijfsketens en wat dit betekent voor het toezicht. Vanwege de druk op de huisartsenzorg neemt de vraag om innovatie en verandering toe. De druk op de gehele zorg zal de komende jaren hoog blijven vanwege een blijvend krappe arbeidsmarkt, een vergrijzende bevolking, de toename van chronische ziekten en de ambitie om kwetsbare mensen steeds langer thuis te laten wonen

De IGJ en NZa zien dat bedrijfsketens een bijdrage kunnen leveren aan de toekomstbestendigheid van de huisartsenzorg in een veranderend zorglandschap. Zo kunnen grote bedrijfsketens bedrijfsprocessen efficiënter inrichten waardoor de huisarts kan worden ontzorgd. Denk hierbij aan zaken zoals huisvesting, personeels- en financiële administratie en contracten met zorgverzekeraars. Bovendien kunnen er schaalvoordelen ontstaan.

Naast dat de opkomst van bedrijfsketens een kansrijke ontwikkeling kan zijn, zijn er ook veel meldingen en signalen van patiënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars die erop wijzen dat de kwaliteit en toegankelijkheid van de huisartsenzorg bij een deel van deze bedrijfsketens niet altijd voldoende gewaarborgd is. Uit het rapport blijken er problemen op vijf thema’s. De IGJ en de NZa hebben op al deze thema’s aanbevelingen gedaan.

1. Goed bestuur, professioneel bedrijfsvoering en transparante verantwoording

Snel groeiende bedrijfsketens kunnen in korte tijd een flink marktaandeel verwerven, vaak verspreid over het land. Daardoor kan een zorgorganisatie van aanzienlijke omvang ontstaan die wellicht op enig moment too big to fail is. Dit brengt het risico met zich mee dat als deze zorgorganisaties in financiële problemen komen, de toegankelijkheid van zorg op forse schaal in het geding kan komen. Het is dan belangrijk om de publieke belangen te waarborgen en tijdig in te kunnen grijpen als dat nodig is.

Er blijkt onvoldoende mogelijkheden in sturing op deskundigheid van bestuurders, onvoldoende toetsbare normen ten aanzien van de werking van de financiële bedrijfsvoering en onvoldoende normen voor financiële ratio’s in de zorgwetgeving.

Aanbeveling

Voor het borgen van goed bestuur en een professionele bedrijfsvoering doen de IGJ en de NZa drie aanbevelingen die moeten bewerkstelligen dat het toezicht van de IGJ en de NZa beter aan kunnen sluiten bij zorgorganisaties van aanzienlijke omvang. Ten eerste adviseren ze de minister van VWS om te onderzoeken of het wenselijk is meer eisen te stellen aan de deskundigheid van het bestuur van zorgorganisaties van aanzienlijke omvang. Het tweede advies aan de minister van VWS is om aan de werking van financiële bedrijfsvoering in artikel 40a van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) inhoudelijk toetsbare normen te stellen of de NZa beleidsruimte te geven dit in te vullen.  Het derde advies aan de minister van VWS is samen met de NZa te inventariseren of een vorm van normering voor financiële ratio’s nodig is en hoe de wet hierop zo nodig aangepast kan worden.

Verder adviseert de NZa de minister van VWS om te onderzoeken hoe meer ruimte gecreëerd kan worden om bij de zorgspecifieke concentratietoets ook op enkele inhoudelijke aspecten te toetsen.

Declaraties bedrijfsketens

Een aantal onderzochte bedrijfsketens declareert anders dan de reguliere werkwijze. Dat is toegestaan en dat hebben zij afgesproken met de preferente zorgverzekeraar (de grootste zorgverzekeraar in de regio). De twee manier waarop zij anders declareren zijn ofwel dat ze declareren via populatiebekostiging ofwel via de koepel-AGB-code. Als praktijken declareren via de koepel-AGB-code, dan wordt alle geleverde zorg gedeclareerd op één AGB-code. Er wordt hier dus niet gedeclareerd op de verschillende AGB-codes van de vestigingen. Bij deze manieren van declareren heeft de NZa minder zicht op de geleverde zorg van een praktijk en welke vestiging welke zorg heeft geleverd.

Aanbeveling

De NZa verkent of het mogelijk is het gebruik van de AGB-code door de uitvoerend zorgaanbieder (zoals een vestiging) wettelijk te verankeren.

Kwaliteit van huisartsenzorg

De IGJ en de NZa is verder gebleken dat sommige locaties van bedrijfsketens niet voldoen aan de richtlijnen omtrent bereikbaarheid en beschikbaarheid. Daarnaast gaat het – wat betreft het toetsen van goede zorg – ook om de invulling van kernwaarden, zoals continuïteit en persoonsgerichte zorg. Vanuit de kernwaarden en de bijbehorende beschikbare normen van de beroepsgroep kunnen de IGJ en de NZa momenteel niet goed toetsen of de personele bezetting in een huisartsenpraktijk voldoende is om continuïteit en persoonsgerichte zorg te borgen.

Aanbeveling

De IGJ en de NZa doe voor het toezicht van de IGJ de aanbeveling aan de beroepsgroep en patiëntvertegenwoordigers om de kernwaarden ‘continuïteit van zorg’ en ‘persoonsgericht’ voor de huisartsenzorg te vertalen naar uitgangspunten – en waar dat mogelijk is – in normen. Het ministerie van VWS wordt verzocht hierin een coördinerende rol te nemen.

Digitaal zorgaanbod

Digitale zorg is niet voor elke situatie en niet voor alle patiënten even geschikt. Professionele standaarden gaan onvoldoende in op digitale zorg. Daarnaast is het digitale zorgaanbod nog in ontwikkeling en is het onduidelijk of er aanvullende randvoorwaarden nodig zijn.

Aanbeveling

De IGJ en de NZa roepen op om de risico’s van specifieke vormen van digitale zorg geleverd door derden (niet zijnde de eigen huisarts) in kaart te brengen en of er aanvullende randvoorwaarden nodig zijn om de kwaliteit te waarborgen.

Verder menen de IGJ en de NZa dat vanuit de beroepsgroep (NHG, LHV en KNMG) ondersteuning moet worden geboden bij het maken van de afweging of fysieke dan wel digitale zorg passend is.

Regionale samenwerking

Als bedrijfsketens geen aansluiting hebben bij regionale samenwerkingsverbanden, of wederzijds problemen ervaren in de samenwerking, dan vormt dit een risico voor de kwaliteit en toegankelijkheid van de huisartsenzorg. Bij landelijk georiënteerde bedrijfsketens staat de regionale samenwerking potentieel meer onder druk.

Aanbeveling

De IGJ en de NZa adviseren om vanuit een  brede vertegenwoordiging van de zorg – zorgaanbieders, brancheorganisaties, zorgverzekeraars en gemeenten – normen voor regionale samenwerking op te stellen. Deze normen op het gebied van samenwerking kunnen een plaats krijgen in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) als onderdeel van goede zorg.  De IGJ en de NZA zien een rol voor de minister van VWS om het gesprek hierover aan te jagen en duidelijke richtlijnen rondom rollen en verantwoordelijkheden te blijven ontwikkelen.

Vervolg

De IGJ en de NZa verkennen of zij op basis van de inzichten uit het onderzoek een risicoselectie instrument kunnen ontwikkelen om te gebruiken in het toezicht. De NZa en de IGJ geven aan het belangrijk te vinden dat de huisartsenzorgsector (blijft) vernieuwen. De toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg moet behouden blijven, terwijl de huisartsenzorg met meer en ingewikkeldere zorgvragen te maken krijgt. Hieraan kunnen bedrijfsketens bijdragen als de randvoorwaarden voor het verlenen van kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare zorg op orde zijn. Heb je vragen over dit artikel of over het toezicht door de IGJ en de NZA en hun bevoegdheden, neem dan contact op met Anne ten Brummelhuis of Eline Lam.

Comments are closed.