Zorgkantoren moeten richttariefpercentage gehandicaptenzorg herberekenen

Het Hof Den Haag heeft op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een procedure die was aangespannen door 54 gehandicaptenzorginstellingen tegen de zorgkantoren en geoordeeld dat de zorgkantoren opnieuw het richttariefpercentage moeten vaststellen dat de zorgkantoren gebruiken als uitgangspunt voor hun inkoopbeleid.

In de procedure in eerste aanleg hebben de zorgaanbieders onder meer een verbod gevorderd om de inkoopprocedures voort te zetten, tenzij de zorgkantoren de tarieven zouden verhogen en meer inzage zouden geven in de totstandkoming daarvan. De voorzieningenrechter wees deze vorderingen af.

Inkoopbeleid

Zorgkantoren kopen ter uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) gehandicaptenzorg in bij de zorgaanbieders. De zorgkantoren regelen de langdurige zorg voor de regio waarvoor zij zijn aangewezen als Wlz-uitvoerder. Ter uitvoering daarvan contracteren zorgkantoren met zorgaanbieders die verzekerde Wlz-zorg kunnen verlenen.

De zorgkantoren en de zorgaanbieders zijn hierbij gebonden aan de tariefregulering van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Deze stelt maximumtarieven vast voor de vergoeding van de Wlz-zorg in natura. Op 1 juni 2023 hebben de zorgkantoren hun nieuwe inkoopbeleid voor de jaren 2024-2026 gepubliceerd.

Elk zorgkantoor heeft daarbij twee categorieën inkoopdocumenten gepubliceerd. De eerste categorie betreft inkoopdocumenten van Zorgverzekeraars Nederland. Deze zijn (inhoudelijk) bij elk zorgkantoor in beginsel aan elkaar gelijk. De tweede categorie bestaat uit de inkoopdocumenten die elk zorgkantoor zelfstandig heeft opgesteld. In het inkoopdocument wordt een landelijk tariefmodel beschreven.

In het inkoopbeleid beschrijven zorgkantoren hoe zij de zorginkoop vormgeven voor hun regio’s en  hoe zij daarmee invulling geven aan de uitdagingen van de langdurige zorg. In het inkoopbeleid ligt de nadruk op het toegankelijk en betaalbaar houden van de langdurige zorg voor iedereen die deze gehandicaptenzorg nodig heeft. Volgens de zorgaanbieders sluiten de gehanteerde tarieven hier niet op aan.

Procedures

Zowel in de procedure bij de voorzieningenrechter als in deze hoger beroepsprocedure kwamen de gehandicaptenzorginstellingen op tegen het zogenaamde richttariefpercentage. Dit is een percentage van het maximale door de NZa vastgestelde tarief dat het uitgangspunt is voor het zorginkoopbeleid.

Volgens de zorgkantoren was dit percentage zodanig vastgesteld, dat 75% van het totale aantal zorgaanbieders een neutraal of positief resultaat zou boeken indien dit richttariefpercentage zou worden gehanteerd. De voorzieningenrechter oordeelde, op basis van de toen beschikbare informatie, dat de onderbouwing van de zorgkantoren op dit punt voldoende was.

In hoger beroep oordeelde het hof dat het richttariefpercentage is vastgesteld op een niveau dat de redelijke kosten van de Wlz-zorg onvoldoende weerspiegelt en heeft de zorgkantoren geboden om het richttariefpercentage opnieuw vast te stellen op een manier die er in resulteert dat de zorgaanbieders die goed zijn voor 75% van de totale brancheomzet een neutraal of positief resultaat kunnen behalen. Ook heeft het hof de zorgkantoren opdragen om in de kosten en opbrengsten die in 2024 bij de vaststelling van het richttariefpercentage in aanmerking worden genomen, de financieringslasten en -baten mee te nemen.

Het is in beginsel aan de zorgkantoren om een tariefsystematiek te ontwikkelen waarvan de uitkomsten voldoende representatief zijn. Zolang de zorgkantoren de tariefsystematiek beschreven in het landelijk tariefmodel hanteren, acht het hof echter een aanpassing van die tariefsystematiek geboden, in die zin dat ter verzekering van de representativiteit ook wordt aangeknoopt bij het marktaandeel van 75%.

De overige vorderingen van de zorgaanbieders werden door het hof afgewezen.

Heeft u vragen wat deze uitspraak voor de zorginkoop van uw zorgorganisatie betekent? Neem dan contact op met Eline Lam, of Anne ten Brummelhuis.

Comments are closed.