Voetbalscout FC Twente arbeidsgeschikt ten tijde van opzegging ondanks tegenstrijdige medische oordelen

De arbitragecommissie van de KNVB heeft op 11 januari 2022 geoordeeld dat FC Twente scout Evert Bleuming ten tijde van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door FC Twente arbeidsgeschikt was (lees hier het oordeel). De bedrijfsarts en de verzekeringsarts van het UWV hadden tegenstrijdige oordelen afgegeven omtrent de arbeids(on)geschiktheid van de scout. De arbitragecommissie achtte de beoordeling van de bedrijfsarts (arbeidsgeschikt) aannemelijker en correcter dan de beoordeling door de verzekeringsarts (arbeidsongeschikt).

Boventalligheid en opzegging arbeidsovereenkomst

Bleuming was hoofd scouting bij FC Twente en was sinds begin mei 2020 ziek. In juni 2020 vond een reorganisatie bij FC Twente plaats waarbij 18 arbeidsplaatsen, waaronder die van Bleuming, kwamen te vervallen. Na een uitgebreide ontslagprocedure heeft het UWV FC Twente op 14 oktober 2021 toestemming gegeven de arbeidsovereenkomst met Bleuming op te zeggen. FC Twente heeft dezelfde dag de arbeidsovereenkomst met Bleuming tegen 30 november 2021 opgezegd.

Tegenstrijdige oordelen bedrijfsarts en verzekeringsarts UWV

De bedrijfsarts had Bleuming arbeidsgeschikt geacht ten tijde van de opzegging omdat hij in staat was de volledige arbeidsduur te werken (5 x 8 uur per week). Bleuming had echter een second opinion aangevraagd bij het UWV. De verzekeringsarts van het UWV oordeelde op 28 oktober 2021 dat Bleuming op de datum van de opzegging niet geschikt was te achten voor het uitvoeren van de bedongen arbeid.

De verzekeringsarts bevestigde dat Bleuming de volledige arbeidsduur kon werken. Volgens de verzekeringsarts maakte dit echter nog niet dat Bleuming volledig arbeidsgeschikt was. Hij had volgens de verzekeringsarts geen ‘9 tot 5’ baan omdat hij niet alleen op reguliere kantoordagen de bedongen arbeid verrichtte maar juist op onregelmatige en afwisselende werktijden. De verzekeringsarts achtte Bleuming ten tijde van de opzegging nog niet volledig in staat om zijn werk op deze onregelmatige en afwisselende tijden uit te voeren. Er waren immers nog medische beperkingen t.a.v. stress en onverwachte belasting.

Oordeel arbitragecommissie

Bleuming stelt – in lijn met het oordeel van de verzekeringsarts van het UWV – dat hij ten tijde van de opzegging arbeidsongeschikt was en dat FC Twente de arbeidsovereenkomst daarom zou hebben opgezegd in strijd met het opzegverbod bij ziekte. Hij start een procedure bij de arbitragecommissie.

De arbitragecommissie oordeelt dat wel sprake was van onregelmatige werktijden maar niet van onvoorspelbare werktijden of werkzaamheden. Er waren vaste roosters en voor Bleuming was steeds duidelijk welke werkzaamheden hij dagelijks ging verrichten, naar welke wedstrijden hij zou toegaan en hoe hij ter zake zou rapporteren. Gelet ook op uitgebreide en langdurige ervaring van Bleuming met deze werkzaamheden was van onverwachte en/of (zeer) stressvolle belasting naar het oordeel van de arbitragecommissie geen sprake. Bovendien had Bleuming de mogelijkheid om scoutingswerkzaamheden aan verschillende collegae te delegeren. Ook volgde uit de roosters niet dat er sprake was van een structurele langere werkweek dan 40 uur.

De arbitragecommissie oordeelt dan ook dat het voldoende aannemelijk te achten is dat Bleuming ten tijde van de opzegging – ook met eventuele destijds aan de orde zijnde door hem ervaren restbeperkingen — (toch) arbeidsgeschikt was voor de door hem te verrichten werkzaamheden. Hierbij speelde mee dat Bleuming de werkzaamheden in de periode voorafgaand aan de opzegging feitelijk al fulltime verrichtte. In deze procedure werd verder niet ingegaan op de vraag of UWV terecht een ontslagvergunning had afgegeven. Bleuming heeft aangekondigd tegen dat oordeel separaat nog in beroep te gaan.

Commentaar

Het komt regelmatig voor dat een werkgever tegenstrijdige adviezen ontvangt van bedrijfsarts en verzekeringsarts over de arbeidsgeschiktheid van een werknemer. Bij een rechter geldt geen verplichte rangorde tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts. Een rechter heeft de vrijheid om te oordelen welk advies doorslaggevend is en zal daarbij belang hechten aan hoe zorgvuldig en deskundig een advies tot stand is gekomen. Onder andere moet getoetst worden of alle betrokken partijen voldoende zijn gehoord en gezien en welke (medische) informatie ten grondslag ligt aan het advies. In deze zaak betoogde de arbitragecommissie gemotiveerd waarom het oordeel van de bedrijfsarts de voorkeur verdiende boven dat van de verzekeringsarts.

Heb je nog vragen naar aanleiding van dit artikel, neem contact op met Tim Wilms.

Comments are closed.